Klimaatakkoord nog niet in beton gegoten
Klimaatakkoord nog niet in beton gegoten
Als er één industrietak is die de gevolgen van de energietransitie merkt, dan is het de chemische industrie. Als vertegenwoordiger van deze industrie, denkt de VNCI dan ook mee met het invullen van de klimaatopgave. Volgens hoofd Klimaat & Energie Martijn Broekhof van VNCI is het Klimaatakkoord nog niet in beton gegoten. Maar dat er veel gaat veranderen, staat wel vast.
Om maar direct de complexiteit te benadrukken, stelt Martijn Broekhof dat de chemische industrie op meerdere vlakken in transitie is. ‘Behalve dat we ons energieverbruik verduurzamen, stappen we ook wat betreft grondstoffen over op circulaire en biobased varianten. De diversiteit binnen deze industrietak is heel groot. We vertegenwoordigen zowel de coatings en kunststofsector als de food en pharma en alles wat chemische processen nog meer kunnen voortbrengen. Die diversiteit biedt een veelvoud aan oplossingen voor zowel de energie- als grondstoffentransitie. De industrie heeft bovendien veel meer mogelijkheden dan welke sector dan ook om zo’n transitie betaalbaar te houden. Maar dat wil echter niet zeggen dat de chemie ook alle kosten zou moeten dragen.’
De presentatie van de Rijksbegroting tijdens Prinsjesdag maakte de verhoudingen weer duidelijk. De industrie zal tweederde van de CO2-besparingsopgave voor zijn rekening moeten nemen. Broekhof: ‘De dialoog die tot stand kwam in de aanloop naar het ontwerp Klimaatakkoord, leidde tot een mooi raamwerk. Vanuit de diverse belangen en inzichten kwamen industrie, politiek en niet gouvernementele organisaties tot een compromis. Helaas werd het breed gedragen akkoord toch weer een politiek spel waar het zwaartepunt bij de industrie is komen te liggen. De opgave van 59 procent CO2-reductie is behoorlijk en betekent dat de industrie meer moet doen dan de rest van de samenleving.
Het is niet direct dat de industrie die rol niet op zich wil nemen, maar wel onder bepaalde voorwaarden. We kunnen kosteneffectieve maatregelen nemen, maar ook die kennen een onrendabele top. We zullen daarvoor moeten worden gecompenseerd. De SDE++ regeling zou daarvoor moeten zorgen, maar het is nog niet duidelijk hoe de fondsen daaruit weer terugvloeien. Bovendien is het maar de vraag hoe het stapelen van CO2-belastingen in de praktijk gaat uitpakken. Bedrijven betaalden immers al voor hun CO2-emissierechten via ETS. We weten ook nog niet hoe de overheid de vermijdbare CO2-uitstoot gaat beoordelen. Wie bepaalt de norm en hoe weet een bedrijf dat hij beter of slechter presteert?
Dan zijn er ook nog wat praktische issues die de politiek vaak voor het gemak even vergeet. We hebben hier te maken met volcontinubedrijven die vaak drie keer in de tien jaar stilstaan. Dat betekent dat ze nu al plannen moeten maken voor projecten die over vijf jaar kunnen worden uitgevoerd. Zodra nog niet duidelijk is welke technologie binnen de SDE++ regeling valt, kunnen ze niks plannen. Duurt dit te lang, dan is de eerstvolgende mogelijkheid dus over tien jaar.’
Broekhof gaat tijdens de beurs Industrial Heat & Power samen met een aantal andere vertegenwoordigers van de industrie in discussie over deze onderwerpen. ‘Het voordeel van het Klimaatakkoord is dat de industrie in beweging is gezet. Nu wil de industrie weten waar ze aan toe is. Welke wetgeving vloeit er uit de verplichte CO2-besparing? En wie is er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de benodigde infrastructuur? We gaan graag nog eens de dialoog aan om handen en voeten te geven aan het akkoord. We merken dat er nog teveel wordt gedacht in silo’s waardoor projecten tussen wal en schip vallen. Als we een chemische kraker op biomassa willen bouwen, kan dat niet omdat biomassa alleen in de energiesector als alternatief is meegenomen. Ook de credits van een steel to chemical proces vallen nu aan de kant van de elektriciteitssector. Of neem de scope 2 en 3 emissies van industriële clusters. Als een chemisch cluster nu restwarmte uitkoppelt naar de gebouwde omgeving, ziet de industrie daar geen carbon credits voor terug. De VNCI heeft al oplossingsrichtingen aangedragen in zijn Roadmap naar 2050. Uiteindelijk beslist de politiek of ze de industrie wil bijstaan in zijn missie. Uiteindelijk bepaalt de politiek voor een groot deel het vestigingsklimaat. Het zou zonde zijn als bedrijven Nederland overslaan omdat ze teveel belemmeringen zien.’