Bel ons voor info 0294 - 74 50 70

Nieuws item

Hof adviseert: Urgenda-uitspraak kan in stand blijven


Hof adviseert: Urgenda-uitspraak kan in stand blijven

De uitspraak van het gerechtshof Den Haag dat de Nederlandse Staat de uitstoot van broeikasgassen vóór het einde van 2020 met tenminste 25 procent moet verminderen ten opzichte van 1990, kan in stand blijven. Dat adviseren plaatsvervangend  procureur-generaal Langemeijer en advocaat-generaal Wissink de Hoge Raad.

Een belangrijke oorzaak van de snelle opwarming van de aarde is de uitstoot in de atmosfeer van CO2 en andere broeikasgassen. Dit brengt grote gevaren mee voor het leven op aarde. De Stichting Urgenda en de Staat vinden allebei dat de uitstoot van broeikasgassen moet worden verminderd, maar verschillen van mening over het tempo.

Urgenda-zaak

De Staat heeft voor 2020 een doelstelling in EU-verband van vermindering met twintig procent ten opzichte van de uitstoot in 1990. Urgenda daarentegen is van mening dat, gelet op de ernstige risico’s van klimaatverandering, de Staat niet met deze doelstelling mag volstaan. Urgenda eist beperking van de Nederlandse uitstoot in 2020 met ten minste 25 procent ten opzichte van die in 1990. Het hof heeft het standpunt van Urgenda gevolgd.

Twistpunten

Het hof baseerde zijn oordeel op de rechtsplichten van de Staat tot bescherming van het leven en het gezinsleven van burgers in Nederland. Die verplichtingen zijn verankerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.

De Staat betwist dat een rechtsregel bestaat die hem verplicht tot de voor 2020 gevorderde uitstootbeperking. Bovendien is de Staat van mening dat dit typisch een vraagstuk is, waarover beter door de politiek (de wetgever) dan door de burgerlijke rechter kan worden beslist.

Ook al heeft dit onderwerp de aandacht van de politiek, het hof vindt dat de rechter kan bepalen hoe ver de mensenrechtelijke verplichtingen van de Staat reiken. De rechter moet rechtsbescherming bieden, ook in zaken tegen de overheid, en moet daarbij rechtstreeks werkende bepalingen van verdragen waarbij Nederland partij is, toepassen. Langemeijer en Wissink achten dat uitgangspunt van het hof correct. Voorlopig is de uitspraak van de Hoge Raad bepaald op 20 december 2019.

Ga terug